KLBP OVL

Koninklijke Landsbond van Belgische Postzegelkringen: Oost-Vlaanderen

Richtlijnen voor de beoordeling van Thematische inzendingen

De bedoeling van deze Richtlijnen is om tentoonstellers te leiden bij het samenstellen van een inzending en juryleden bij het beoordelen volgens de principes van de Algemene Reglementen van de F.I.P. voor de Beoordeling van Inzendingen (GREV) en de Bijzondere Reglementen voor de Beoordeling van Thematische Inzendingen (SREV).

De tentoongestelde bladen:
-   stellen het gekozen thema als geheel voor, of
-   tonen grondig bepaalde delen van de verzameling, zonder dat de samenhang en de continuïteit van het gekozen thema verloren gaat. In dit geval kan het noodzakelijk zijn de planpagina (zie 3.2.1) in overeenstemming met het tentoongestelde aan te passen.

Geschikt filatelistisch materiaal is dat materiaal dat staatsbedrijven, lokale of particuliere postinstellingen of andere rechtsgeldige of gemachtigde instanties, ter wille van het vervoer van de post of voor andere postale communicatiedoeleinden, hebben uitgegeven, wilden uitgeven of bij de voorbereiding van een uitgifte hebben aangemaakt en dat (door deze instanties) werd gebruikt, of werd beschouwd als postaal geldig frankeermiddel.

Geschikt postaal-filatelistisch materiaal heeft de volgende kenmerken:

Aard van het materiaal

- postale frankeerwaarden (postzegels, postzegelboekjes, postwaardestukken, frankeermachinestempels, port verkocht d.m.v. computers, zoals automaatzegels, enz.) en hun wijzigingen (opdrukken, overdrukken, perfins). Postale waarden die gewijzigd zijn, mogen echter niet worden opgenomen als de wijziging afleidt van het oorspronkelijke thema (b.v. door het niet meer zichtbaar te maken); ze kunnen echter wel gebruikt worden voor thema’s die verband houden met de wijziging.
- afstempelingen (gewone stempels, vlagstempels, gelegenheidsstempels en andere bijzondere poststempels)
- postzegels, stempels, aanduidingen en/of kaarten die wijzen op een postaal privilegie (zoals autoriteiten, militair)
- andere elementen die bij de postverwerking worden gebruikt, zoals aantekenstrookjes, etiketten en aanduidingen die betrekking hebben op de postale route, andere etiketten of aanduidingen (zoals censuur, desinfectie, rampenpost), voermansbrieven, antwoordcoupons, aanduidingen van expeditiekantoren , aanduidingen en etiketten van postautomatisering, enz.; indien van toepassing dienen dergelijke elementen op het betreffende poststuk aanwezig te zijn.
- materiaal “bestemd voor uitgifte of bij de voorbereiding van een uitgifte aangemaakt”, zoals schetsen en proeven
- variëteiten en fouten.
- fiscale zegels. Zij worden toegelaten, zolang ze postaal gebruikt worden of een postale geldigheid hebben. Fiscale zegels voor fiscale doeleinden worden in uitzonderlijke gevallen toegestaan, als ze het enige middel vormen om een belangrijk thematisch onderdeel te beschrijven.

Tijdsbestek

- postaal materiaal vanaf de eofilatelistische periode, over de klassieke periode tot aan de huidige tijd.

Postale diensten

- naast het normale vervoer van post, bepaalde bijzondere vormen, zoals (portvrij verzonden) dienst- en militaire post (inclusief Airgraphs en V-mail); scheepspost, treinbrieven en luchtpost van elk type; krijgsgevangenen- en concentratiekamppost; pakket-, pakjes- en vrachtpost
- postwisselverkeer
- particuliere post, geautoriseerd of gedoogd door de officiële autoriteiten, of actief bij totale afwezigheid van een officiële postdienst.

Onder “andere postale communicatie” vallen andere vormen van postdiensten, zoals buizenpost, telegrammen, elektronische post (d.i. een elektronisch verzonden bericht aan een Postdienst, waar het afgedrukt wordt en bezorgd aan de geadresseerde), enz.

Niet-geschikt materiaal

De volgende stukken zijn niet geschikt :

  • fantasie-uitgiften van niet bestaande postale gebieden, uitgiften van regeringen in ballingschap of organisaties zonder postdienst
  • bijkomende particuliere stempels, aangebracht door een afzender of een firma voordat de documenten werden gepost
  • prentbriefkaarten, behalve als het gaat om postwaardestukken aangemaakt door de Post
  • particulier aangebrachte druk op postwaardestukken (ook bekend als “repiquage”)
  • administratieve merktekens (niet-postaal), als zij geen postale privileges aanduiden
  • versieringen van particuliere aard op enveloppen en kaarten
  • vignetten van particuliere aard (reclame-etiketten), ongeacht waarvoor deze worden gebruikt.

Grensgevallen ( “borderline material”)

De verscheidenheid aan postdiensten en –reglementen in diverse landen en de veranderingen daarin over de jaren heen, maken het onmogelijk om een lijst op te stellen waarin alle mogelijke situaties zijn opgenomen. Sommige stukken voldoen slechts ten dele aan de hierboven gegeven definities van geschikt en ongeschikt materiaal; daarom dienen deze stukken voornamelijk gebruikt te worden wanneer geen ander materiaal beschikbaar is om een specifiek thematisch detail te beschrijven. Als deze stukken in een inzending worden opgenomen, dan zouden ze altijd moeten ondersteund worden door een gedegen filatelistische rechtvaardiging.

Stukken die behoren tot een specifieke filatelistische cultuur van een thema, een land of een gebied kunnen gedoogd worden, zolang deze stukken gerechtvaardigd worden en hun aantal in verhouding staat tot de mate waarin de inzending is uitgewerkt.

Thematische informatie

De thematische informatie wordt ontleend aan

  • rechtstreeks uit het doel van de uitgifte (of van het gebruik) of de afbeelding van een stuk, of
  • indirect als het resultaat van een diepere analyse dat het gebruik van stukken mogelijk maakt die op het eerste zicht geen enkel verband met het thema tonen.

Aldus kan de thematische informatie afgeleid worden uit:

  • het doel van de uitgifte:
    • uitgiften als gevolg van gewijzigde politieke situaties
    • uitgiften die de tijdgeest weergeven
  • en, in aanvulling op het hoofd- en het nevenmotief van het stuk, ook uit:
    • de tekst, de artistieke stijl van de afbeelding en soortgelijke eigenaardigheden
    • het materiaal waarop de afbeelding gedrukt is, b.v. gemarmerd papier (met zijdedraad) of bankbiljetten, militaire kaarten
    • de tekening van het watermerk en de perforatie (de zogenaamde “perfins”)
    • de tekst of de afbeeldingen op de velranden, tussenstroken, tabs, kaften en tussenblaadjes van postzegelboekjes, enz.
    • functies van de post die een thematische betekenis hebben (b.v. spoorwegen, telegrafie, krantenzegels, postwaardestukken van officiële diensten, duivenpost).

De hierboven beschreven thematische informatie moet

  • op initiatief van de postdienst tot stand zijn gekomen, of
  • voorgesteld of toegevoegd zijn door de postdienst (b.v. reclame-aanhangsels, velrand bijzonderheden, afbeeldingen op postwaardestukken), of
  • goedgekeurd zijn door de postdienst (b.v. postwaardestukken op particuliere bestelling)
  • Drukken en opdrukken die particulier zijn aangebracht na de verkoop van de stukken voldoen niet aan deze vereisten.

  • Plaatsnaamstempels kunnen gebruikt worden vanwege de specifieke betekenis van een plaatsnaam of de bestaansreden van een plaats. Anders moeten plaatsnaamstempels naast de gegevens betreffende plaats en/of datum passende thematische informatie geven (b.v. een wervende tekst of afbeelding). De geboorteplaats van een persoon wordt niet gedocumenteerd met een poststempel, zelfs niet van de eofilatelistische periode. De poststempel met een bepaalde datum en plaats, die betrekking heeft op een speciale gebeurtenis op dezelfde datum en plaats, is alleen relevant als andere thematische elementen op het thema betrekking hebben of als het een specifiek thematisch belang heeft vanuit posthistorisch standpunt; in het laatste geval mag het alleen gebruikt worden als het verwijst naar een belangrijk detail van het thema.

  • Verklaring: het gestelde kan ook betrekking hebben op het stempel zelf

  • De gegevens van afzender en de geadresseerde verstrekken onbetekenende informatie, tenzij het poststuk speciale postale privileges toont (b.v. gedeeltelijke of totale portvrijdom) wegens de positie, omstandigheden of status (b.v. militair, overheid of andere dienstpost) van één van de betrokkenen. De aanduiding van gedeeltelijke (of totale) portvrijdom of de dienstpoststempels, of soortgelijke aantekeningen van de postale route, leveren daartoe voldoende bewijs. In sommige gevallen kunnen de gegevens van afzender en/of geadresseerde nuttig zijn als bijkomende thematische informatie, in combinatie met de postale elementen van het poststuk.

  • Informatie die verkregen wordt door vignetten, stempels, cachets en decoratieve opdrukken van particuliere oorsprong (d.i. niet geautoriseerd door de post) kan niet voor de thematische ontwikkeling gebruikt worden. In uitzonderlijke gevallen, als er geen ander materiaal bestaat , kunnen deze als een deel van het poststuk worden beschouwd, zolang als ze van betekenis zijn om een specifieke postale route te beschrijven of een belangrijk thematisch verband te documenteren.

In de thematische filatelie wordt het concept, zoals dat gedefinieerd wordt in de GREV, weergegeven in het plan. Het plan en de ontwikkeling vertegenwoordigen de twee aspecten van een vervlochten proces, gebaseerd op de persoonlijke studie en het onderzoek door de verzamelaar, zowel van het thema als van het materiaal. Een diepere kennis van het thema stelt de verzamelaar in staat zijn kennis van feiten en details te vergroten en uit te kijken naar aanvullende stukken die dit illustreren. Een betere kennis van het materiaal stelt hem in staat nieuwe stukken te herkennen, die vaak door verdere studie van het thema moeten worden gerechtvaardigd, hetgeen een meer uitgewerkt plan tot gevolg kan hebben.

De titel en het plan vormen samen een zinvolle eenheid en zijn een afspiegeling van de specifieke kenmerken van het gekozen thema. Daarom brengen verschillende titels verschillende plannen voort.

Als een inzender besluit een op zichzelf staand onderdeel van zijn/haar verzameling te tonen, dan moeten het plan en de titel met dit onderdeel overeenkomen.

De titel geeft de synthese van het werkstuk weer. Daarom moeten de titel en de inhoud van de bladen overeenkomen en de opeenvolging van de op de bladen bevestigde filatelistische stukken zou het volledige verhaal moeten vertellen dat de titel behelst. Opvallende titels die de verzameling aantrekkelijker willen maken, kunnen misleidend zijn, als zij afwijken van het concept dat op de bladen uitgewerkt wordt.

Het plan verschaft een helder en begrijpelijk inzicht in alle belangrijke aspecten van het thema. Het kan:

  • vrij gekozen worden, om een synthese van een thema of een idee maken, of
  • logisch voortvloeien uit het thema.

Het plan kan een indeling volgen naar de tijd (historisch, evolutionair), naar de aard van het thema (wetenschappelijk, systematisch, organisatorisch, economisch, enz.), of naar andere criteria. Thema’s die bijvoorbeeld betrekking hebben op Organisaties en Instellingen (b.v. het Rode Kruis, de Volkenbond, de Raad van Europa), of op regelmatig terugkerende evenementen (b.v. de Dag van de Postzegel, de Olympische Spelen), enz. kunnen onderverdeeld worden naar hun structuur, de aard van de organisatie, en naar individuele evenementen, waarbij een indeling wordt gehanteerd naar tijd of plaats.

Thema’s die binnen een organisatorisch of chronologisch raamwerk worden ontwikkeld, moeten duidelijk de historische achtergrond, de doelstellingen, taken, resultaten en gevolgen van de activiteiten van dergelijke organisaties of evenementen tonen. Het plan bestaat enkel uit thematische indelingen en onderverdelingen, zonder algemene hoofdstukken (b.v. “Allerlei”, “Appendix”). Onderverdelingen volgens datum en/of land van uitgifte, aard van materiaal (b.v. “Frankeermachinestempels”, “Postwaardestukken”), of doel van uitgifte (b.v. “Jubilea”) moeten vermeden worden. Zulke stukken worden het best gebruikt volgens hun thematische informatie. Hetzelfde geldt voor speciale filatelistische studies (vgl. 3.2.3).

Van het plan wordt verwacht dat het logisch in elkaar zit, zodat de volledige inzending zonder storende onderbrekingen tussen de verschillende hoofdstukken kan bestudeerd worden. In het ideale geval heeft het begin van het volgende hoofdstuk een logische verbinding met het vorige hoofdstuk. Dit helpt om een interessant verhaal te vertellen, in plaats van een onsamenhangende “inhoudsopgave”.

Een doeltreffend plan omvat de grootst mogelijk omvang van wat de titel inhoudt. Dit betekent dat, behalve als dit specifiek in de titel vermeld wordt, het plan niet door de tijd of geografisch mag beperkt worden, voor zover het gekozen thema dit toelaat.

De verschillende hoofdstukken moeten in evenwicht zijn, in overeenstemming met hun relatief thematisch gewicht binnen de omvang van een thema zoals uitgedrukt in de titel, meer dan door de hoeveelheid beschikbaar materiaal.

Het samenstellen van een vernieuwend plan wordt beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde voor een vernieuwende ontwikkeling.

De planpagina

De planpagina omvat alle belangrijke onderverdelingen van het plan; meer gedetailleerde onderverdelingen worden in principe alleen op de individuele bladen getoond. Het plan kan niet worden vervangen door een verhalende omschrijving of door een algemene inleiding.

Een geschikte planpagina garandeert dat het publiek en de juryleden het plan niet moeten ´reconstrueren´ door blad per blad van de verzameling door te nemen. De moeilijkheden die daardoor ontstaan kunnen hun weerslag vinden in het begrijpen en het beoordelen van de inzending.

Een numerieke classificatie (b.v. volgens het decimale systeem) kan worden toegepast, als de inzending daardoor gemakkelijker begrepen wordt. Het moet beperkt worden tot de belangrijke onderdelen van het plan. De ervaring heeft geleerd dat een systeem met twee of drie cijfers of letters voldoende is.

In aanvulling op de planpagina kan een titelblad het thema benadrukken.

De officiële FIP-talen, waarin de titel, het plan en elke andere inleiding moeten geschreven worden, zijn Engels, Frans, Duits, Russisch en Spaans.

De analyse van zowel het thema als van het geschikte materiaal, gebaseerd op een grondige thematische en filatelistische kennis, is een vereiste voor de best mogelijke thematische ontwikkeling. Dit geeft de mogelijkheid tot een deskundige selectie, de juiste plaatsing en volgorde, als ook een passende beschrijving van elk stuk. Dit is noodzakelijk om te verzekeren dat het verband tussen het stuk en het thema goed wordt begrepen.

Dit komt tot uiting in:

  • het kiezen van de meest geschikte stukken voor elk thematisch detail dat wordt beschreven.
  • het evenwichtig gebruik van de stukken, in overeenstemming met het belang van het thematisch detail dat wordt ondersteund. Het aantal beschikbare filatelistische stukken voor hetzelfde detail mag niet de basis vormen voor het opnemen van die stukken.
  • de nauwkeurige thematische plaatsing van de stukken die in overeenstemming met de “verhaal”-lijn op één blad worden getoond. Een juiste thematische volgorde heeft prioriteit op de beste vormgeving van een blad.

Daarom is de gewone classificatie van de filatelistische stukken die in verband staan met het onderwerp noodzakelijk, maar niet voldoende om een gevorderde graad van uitwerking te bereiken.

De thematische tekst

De thematische tekst:

  • maakt de logische stappen in de ontwikkeling duidelijk door de getoonde stukken te verbinden. Een goede verbinding is doeltreffend en beknopt, zonder onnodige informatie. Dat betekent dat de tekst vloeiend genoeg is om de rode draad van de ontwikkeling duidelijk te maken.
  • verklaart indien nodig de thematische geschiktheid van een stuk (vgl. 3.3).
  • geeft gepaste informatie over de thematische details van postzegels en stukken.

Elke thematische verklaring moet in nauw verband staan met het getoonde materiaal, en elke bewering moet gestaafd worden door thematisch geschikte filatelistische stukken. Anders wordt de thematische ontwikkeling verzwakt.

Ook al zijn de FIP-talen niet verplicht voor de thematische en filatelistische teksten, toch wordt inzenders die van plan zijn geregeld aan internationale tentoonstellingen deel te nemen, ten sterkste aangeraden hun inzending in één van die talen te tonen, omdat dit een beter begrijpen van hun werk bevordert (vgl. GREV 3.3).

Een korte thematische beschrijving is noodzakelijk, als het verband tussen het stuk en het thema niet voor zichzelf spreekt. Stukken zonder een getoond verband met het thema moeten worden weggelaten.

Bij de selectie van het geschikte materiaal voor een inzending moet de voorkeur worden gegeven en een groter belang worden gehecht aan:

  • soorten stukken die de hoeksteen van de filatelie vormen (d.i. postzegels, postwaardestukken en poststempels) tegenover stukken met een geringere postale betekenis, zelfs als hun uitgifte of gebruik door de post geautoriseerd werd
  • uitgiften die informatie verschaffen die direct in verband staat met het land van uitgifte vanuit politiek, historisch, cultureel, economisch en/of dergelijk standpunt. Vermijd speculatieve uitgiften die misbruik maken van de “modieuze trends” in de thematische filatelie (deze twijfelachtige uitgiften worden in principe totaal geweerd), met name uitgiften die niet voldoen aan de ethische code van de UPU
  • normale uitgiften, tegenover parallelle ongetande uitgiften (postzegels en souvenir-velletjes)
  • echt gestempelde stukken, tegenover “welwillendheidsafstempelingen”
  • echt gelopen gebruikspost met relevante afstempelingen, tegenover louter souvenir-enveloppen en soortgelijk materiaal die gefabriceerd werden om verzamelaars te plezieren, zoals geïllustreerde F.D.C.’s (zelfs als deze door de postdienst werden uitgegeven), en maximumkaarten
  • echt gelopen, correct gefrankeerde stukken met relevante thematische afstempelingen, tegenover afstempelingen op verzoek, vaak ondergefrankeerd, of – nog erger – stempels op brieven zonder frankering (“blanco afstempelingen”), tenzij deze het gevolg zijn van portvrijdom
  • stukken met individuele, verschillende adressen, tegenover brieven en kaarten die door dezelfde geadresseerde als gevolg van een abonnement zijn verkregen
  • correcte frankeringen, tegenover overfrankeringen om filatelistische redenen (b.v. volledige series)
  • frankeermachinestempels met correcte frankering, tegenover afstempelingen op verzoek (b.v. “000”), tenzij het gaat om een “specimen” of als het te maken heeft met een gerechtvaardigde postale reden.

De relatieve zeldzaamheid of de ongewone kenmerken van proeven, variëteiten en gelijkaardige stukken kunnen de filatelistische kwaliteit van de inzending verhogen. Gewone variëteiten (b.v. kleine kleurnuances) spelen een onbelangrijke rol en beïnvloeden waarschijnlijk in negatieve zin de thematische ontwikkeling. Als bij een variëteit het verband met het thema niet meer duidelijk is, dan is het beter ter vergelijking ook het normale exemplaar te tonen.

Gewone zegels en stukken zijn geschikt , als zij op de beste manier belangrijke thematische details verstrekken.

Het gebruik van maximumkaarten moet beperkt blijven tot enkele belangrijke stukken, vooral om de verstaanbaarheid van de thematische informatie op de postzegel te verhogen. Naast de vereiste overeenkomst van onderwerp, tijd en datum, zoals vastgelegd in de principes van de maximafilie, zouden deze stukken een afstempeling moeten hebben die verband houdt met het thema.

Het gebruik van fiscale zegels voor fiscale doeleinden moet beperkt blijven tot enkele belangrijke stukken, vooral om de thematische ontwikkeling te verhogen op zeer belangrijke punten die niet op een andere manier kunnen getoond worden. Deze stukken moeten correct gerechtvaardigd worden.

Filatelistisch materiaal vertoont een aantal filatelistische varianten. Als dit materiaal thematisch en filatelistisch van belang is, dan is een beknopte en evenwichtige filatelistische studie aan te bevelen, zodat dit materiaal op de juiste wijze getoond kan worden.

Een filatelistische studie volgt op een systematische manier de criteria van de traditionele filatelie (b.v. de ontwikkeling van een stuk, variëteiten), de postgeschiedenis (b.v. het gebruik, de routes, de afhandeling van de post, de marcofilie) of elke andere discipline van de postale filatelie. Een filatelistische studie kan gebruik maken van bestaande bronnen voor verder persoonlijk onderzoek. Teneinde het evenwicht van de inzending te bewaren, is het niet de bedoeling met deze studies volledigheid na te streven, maar de belangrijkste filatelistische bijzonderheden te tonen. De omvang van deze studies staat in verhouding tot de specialisatiegraad van de inzending.

Telkens als filatelistische studies worden opgenomen, vormen ze een geheel met de thematische ontwikkeling, zonder de rode draad van de uitwerking van de inzending aan te tasten. De thematische tekst moet parallel met de studie doorlopen, zodat er geen storende onderbreking is.

Een filatelistische beschrijving kan gebruikt worden, als een specifiek filatelistisch kenmerk van het stuk niet gemakkelijk te herkennen is, om het gebruik van fiscale zegels te documenteren, of om een filatelistische studie te beschrijven. Ophemelende zinnen, in de stijl van veilingcatalogi, zijn niet geschikt.

De aanbevelingen van de GREV zijn perfect van toepassing op thematische inzendingen. Daarom is er geen specifiek artikel in de SREV.

De titel bepaalt het gehele concept, dat dan door het plan ingedeeld wordt. Onverenigbaarheden tussen de titel en het plan wijzen ofwel op een gebrekkige analyse van de titel ofwel op een ongeschikte synthese van de structuur van de inzending in de gekozen titel.

De planpagina die inzicht verschaft in het thema, moet aan het begin van de inzending getoond worden. Als dit niet gebeurt, worden automatisch drie punten afgetrokken.

De vereisten voor een correcte, logische en evenwichtige structuur in hoofdstukken en onderverdelingen worden als volgt gedefinieerd:

  • Correct: Het plan moet nauwkeurig, wetenschappelijk betrouwbaar en degelijk zijn.
  • Logisch: De volgorde van de belangrijkste hoofdstukken en onderverdelingen moet rationeel op elkaar volgen, zonder overbodige en verkeerd geplaatste hoofdstukken.
  • Evenwichtig: Aan de verschillende onderdelen moet hetzelfde belang worden toegekend in overeenstemming met de thematische betekenis en het beschikbare materiaal voor alle belangrijke aspecten die nodig zijn om het thema te ontwikkelen.

De correcte plaatsing en ordening van de stukken, met inbegrip van de individuele stukken op elk blad, wordt aangetoond door een begrijpelijke, correcte en vloeiende ontwikkeling. Verkeerd geplaatste stukken leiden tot een verwarde en moeilijk te begrijpen ontwikkeling.

Het evenwicht komt tot uiting door aan de verschillende thematische details de geschikte diepte en omvang te geven, overeenkomstig hun betekenis binnen het thema. Dit geldt ook voor de filatelistische studies.

De GREV vermeldt “filatelistische en verwante kennis”, die kan gezien worden als het resultaat van twee componenten:

  • Een aan een bepaald “concept” verbonden kennis. In bijna alle andere klassen is deze kennis van postale en filatelistische aard: uitgiften, gebruik, drukprocessen, tarieven, routes, diensten, enz. In de thematische filatelie is dit “concept” van thematische aard: auto’s, bruggen, geschiedenis, natuur, sport, enz. Daarom is “thematische kennis” gebaseerd op persoonlijke studie en onderzoek en op een grondige kennis van het bestudeerde onderwerp.
  • “Filatelistische kennis”, die betrekking heeft op het materiaal dat gebruikt wordt om het concept te ondersteunen. Deze component is gemeenschappelijk voor alle klassen.

Thematische kennis heeft betrekking op de kennis van het thema, zoals dat tot uiting komt in de keuze van de stukken, hun onderlinge samenhang en de geschiktheid van de begeleidende tekst; het juiste thematische gebruik van materiaal weerspiegelt zich in de mate waarin op juiste wijze bepaalde thematische details naar voren worden gebracht.

Thematische kennis wordt ook aangetoond door het gebruik van materiaal met een bijzondere thematische betekenis, die niet onmiddellijk herkend wordt en door de inzender zelf moet ontdekt worden.

Thematische kennis veronderstelt de afwezigheid van thematische fouten en vermijdt voorwendsels om materiaal te gebruiken dat geen direct verband heeft met het thema of onnodig gebruik van stukken die als grensgevallen worden beschouwd.

Het niveau van thematische studie en onderzoek wordt geëvalueerd door rekening te houden met voorgaande studies van het thema om zo vast te stellen in welke mate de behandeling zijn voordeel deed met beschikbare thematische en filatelistische literatuur, catalogi en gedocumenteerd onderzoek. Dit zal dan vergeleken worden met het persoonlijk onderzoek en de studie die in de inzending getoond wordt.

De volledige toepassing van de postale filatelistische regels heeft bijvoorbeeld betrekking op de aanwezigheid van stukken die door hun staat en kenmerken niet verzamelwaardig zijn (b.v. verknipte postzegels of postwaardestukken, ongeschikte maximumkaarten).

De aanwezigheid en het evenwichtige gebruik van alle verschillende soorten filatelistisch materiaal wordt het best verkregen door stukken te tonen uit alle periodes en uit een zo groot mogelijk aantal landen, binnen de mogelijkheden van het gekozen thema.

Het juiste gebruik van postale documenten houdt rekening met hun filatelistische geschiktheid, waaronder het aantal en de rechtvaardiging van stukken die als grensgeval beschouwd worden, als die aanwezig zijn, alsook het selecteren van stukken met een echte filatelistische betekenis, liever dan van extravagante stukken.

Persoonlijke filatelistische studie en onderzoek worden aangetoond door de aanwezigheid van:

  • materiaal dat nog niet of nauwelijks voor dat thema werd onderzocht of dat betrekking heeft op een ongewoon verzamelgebied.
  • filatelistische studies die een goed gedocumenteerd, filatelistisch diepgaand onderzoek vormen en die geen voorwendsel zijn om een opeenstapeling van stukken te tonen zonder enige serieuze filatelistische grondslag.

De kwaliteit is gebaseerd op de algemeen gangbare beoordelingscriteria in de filatelie. Voor modern materiaal is een goede kwaliteit een essentiële vereiste. Postzegelboekjes moeten volledig met postzegels worden getoond.

Afstempelingen moeten duidelijk zijn, waarbij datgene wat in de afbeelding van de postzegel thematisch van belang is, goed zichtbaar blijft.

De zeldzaamheid is gebaseerd op objectieve criteria, zoals absolute zeldzaamheid en moeilijkheidsgraad van het ter beschikking verkrijgen.

Wil men het filatelistisch niveau verhogen, dan is het essentieel dat variëteiten, proeven en essays zeldzamer zijn dan de uitgifte zelf. Hetzelfde geldt voor blokken, strippen, enz.

Het is vanzelfsprekend dat stukken die geen of onvoldoende verband hebben met het thema, hoe zeldzaam ze ook zijn, niet worden meegerekend in de beoordeling van dit criterium.

De moeite die de inzender zich heeft getroost, blijkt uit de ordening van de stukken en de tekst op geschikte tentoonstellingsbladen. De presentatie zal beoordeeld worden op basis van:

  • de duidelijkheid van de inzending
  • de duidelijkheid van de tekst
  • het esthetische evenwicht van de inzending als geheel.

De thematische juryleden moeten een beoordelingsformulier invullen, zodat ze tot een degelijke en consequente beoordeling komen.

De aanwezigheid van nagemaakte, vervalste en gerepareerde stukken die niet duidelijk als zodanig zijn aangeduid, zal tot gevolg hebben dat de inzending door de jury lager geklasseerd wordt, overeenkomstig het rapport van het speciale team van experts dat voor elke tentoonstelling aangewezen wordt.

Herdrukken moeten als zodanig aangeduid worden. Zwakke of verbleekte stempels mogen op het origineel niet nagetekend worden; in plaats daarvan is het beter een kopie van de stempel te hertekenen en naast het stuk te plaatsen.

Verzamelaars wordt daarom aangeraden elk dubieus stuk te laten keuren, alvorens het te selecteren voor een inzending. Het origineel van de certificaten wordt opgenomen achter het blad, in dezelfde transparante beschermende hoes. Als er een fotokopie gebruikt wordt, dan moet deze door de Federatie gecertificeerd worden. Anders kan de commissaris het originele certificaat meebrengen, voor als het nodig is. Onafhankelijk van hoe het certificaat beschikbaar gesteld wordt, plaatst men op het einde van de filatelistische tekst van het gecertificeerde stuk de afkorting “e” (vet gedrukt).